Bericht 001
Mededeling van de Commissie - TRIS/(2024) 3454
Richtlijn (EU) 2015/1535
Kennisgeving: 2024/0707/NL
Kennisgeving van een ontwerptekst van een lidstaat
Notification – Notification – Notifzierung – Нотификация – Oznámení – Notifikation – Γνωστοποίηση – Notificación – Teavitamine – Ilmoitus – Obavijest – Bejelentés – Notifica – Pranešimas – Paziņojums – Notifika – Kennisgeving – Zawiadomienie – Notificação – Notificare – Oznámenie – Obvestilo – Anmälan – Fógra a thabhairt
Does not open the delays - N'ouvre pas de délai - Kein Fristbeginn - Не се предвижда период на прекъсване - Nezahajuje prodlení - Fristerne indledes ikke - Καμμία έναρξη προθεσμίας - No abre el plazo - Viivituste perioodi ei avata - Määräaika ei ala tästä - Ne otvara razdoblje kašnjenja - Nem nyitja meg a késéseket - Non fa decorrere la mora - Atidėjimai nepradedami - Atlikšanas laikposms nesākas - Ma jiftaħx il-perijodi ta’ dewmien - Geen termijnbegin - Nie otwiera opóźnień - Não inicia o prazo - Nu deschide perioadele de stagnare - Nezačína oneskorenia - Ne uvaja zamud - Inleder ingen frist - Ní osclaíonn sé na moilleanna
MSG: 20243454.NL
1. MSG 001 IND 2024 0707 NL NL 19-12-2024 NL NOTIF
2. Netherlands
3A. Ministerie van Financiën, Douane Groningen, CDIU.
3B. Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van een jaarverplichting circulaire polymeren, circulaire polymeereenheden en een register circulaire polymeereenheden (wetswijziging voor een Circulaireplasticnorm).
4. 2024/0707/NL - S50E - Milieuvriendelijke maatregelen
5. Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van een jaarverplichting circulaire polymeren, circulaire polymeereenheden en een register circulaire polymeereenheden (wetswijziging voor een Circulaireplasticnorm).
6. De circulaireplasticnorm gaat gelden voor bedrijven in Nederland die polymeren verwerken tot deel- of eindproducten (verwerkers van polymeren).
7.
8. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt, in samenwerking met het ministerie van Klimaat en Groene Groei, aan een wetsvoorstel voor een circulaireplasticnorm. Het oogmerk van het wetsvoorstel is om vanaf 1 januari 2027 alle in Nederland gevestigde verwerkers van polymeren te verplichten om een minimumpercentage fossiele polymeren te vervangen door gerecycleerde of biogebaseerde polymeren. Hoewel de wet een brede grondslag kent, namelijk polymeren ongeacht in welke producten ze worden toegepast, zal in eerste instantie de verplichting komen te liggen op polymeren die worden toegepast in plastic deel- en eindproducten. Het doel van de circulaireplasticnorm is tweeledig: het bevorderen van circulariteit, en het reduceren van CO2-uitstoot om bij te dragen aan de nationale klimaatdoelen die zijn vastgelegd in de klimaatwet.
De mate waarin circulaire polymeren, zoals recyclaat en biogebaseerde polymeren, kunnen worden verwerkt, verschilt per toepassing. Het aandeel circulaire polymeren dat individuele polymeerverwerkers kunnen toepassen, verschilt dus ook. Om in Nederland jaarlijks gemiddeld tot een minimumaandeel circulair plastic te komen, wordt met dit wetsvoorstel daarom ook een handelssystematiek geregeld, waarmee de markt als geheel gemiddeld tot een minimumaandeel circulair plastic moet komen. Voor het verwerken van circulaire polymeren ontvangen polymeerverwerkers administratieve, verhandelbare circulaire polymeereenheden (CPE’s). Polymeerverwerkers kunnen deze CPE’s verkopen aan andere polymeerverwerkers, zodat bijvoorbeeld polymeerverwerkers die meer dan het wettelijke minimum aan circulaire polymeren verwerken CPE’s kunnen verkopen aan polymeerverwerkers die minder dan het verplichte minimumaandeel aan circulaire polymeren (hebben) kunnen verwerken.
Het wetsvoorstel bevat de grondslag om bij amvb eisen te stellen aan circulaire polymeren voor het verkrijgen van CPE’s. Er worden duurzaamheidseisen gesteld aan de herkomst van circulaire polymeren en schemabeheer- en ketenbeheereisen. De eisen staan hieronder kort toegelicht. Het voldoen aan de eisen moet worden aangetoond met een certificaat van een door Onze Minister erkend certificeringsschema. Een nader in te stellen commissie zal Onze Minister adviseren over de erkenning van certificeringsschema’s. Bij amvb worden regels opgenomen over de erkenning van certificeringsschema’s. De keuze voor een certificeringsstelsel sluit aan bij eisen voor toekomstige regelgeving vanuit de Europese Unie.
De norm is geen directe belemmering van het vrij verkeer van goederen en diensten. Voor polymeren maakt onder deze norm de herkomst niet uit, enkel de duurzaamheidseisen zijn van belang. Met deze norm worden immers geen beperkingen opgelegd aan import of export van polymeren of plastic producten. Daarmee is er sprake van wederzijdse erkenning: indien recyclaat, duurzame biogrondstoffen en plastic deel- of eindproducten in een andere lidstaat op rechtmatige wijze zijn geproduceerd en op de markt gebracht, moet en zal Nederland deze op zijn grondgebied toelaten.
De artikelen 9.11.1 t/m 9.11.6, die worden toegevoegd aan de Wet milieubeheer, bevatten mogelijk technische voorschriften. Hierna volgt een korte samenvatting van de technische eisen:
- Duurzaamheidseisen: voor recyclaat geldt dat het materiaal enkel afkomstig mag zijn van plasticafval (post-consumer recyclaat) en niet afkomstig mag zijn uit een productieproces (pre-consumer recyclaat); voor biogrondstoffen hebben de eisen betrekking op het voorkomen van nadelige gevolgen voor het milieu (waarbij wordt verwezen naar het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen).
- Schemabeheer- en ketenbeheereisen: voor het waarborgen van de betrouwbaarheid van de certificaten zullen eisen gesteld worden aan het schemabeheer (over het functioneren van het schema en aan certificeringsorganen, auditoren en marktdeelnemers die werken voor of gebruik maken van het schema) en ketenbeheer (over een samenstel van regels, procedures en documenten waarmee een koppeling gemaakt wordt tussen de bron van het materiaal en het punt in de keten waar een claim wordt gedaan over het materiaal; gaat in op welke chain of custody modellen worden toegelaten).
9. De circulaireplasticnorm is nationale wetgeving om te kunnen voldoen aan circulaire beleidsdoelen en aan de klimaatdoelen die wettelijk zijn vastgelegd. Daarmee is er sprake van een dwingende reden van algemeen belang: de bescherming van het milieu. Per kg geproduceerd plastic kan namelijk gemiddeld 2,5 kg CO2-uitstoot worden gereduceerd door polymeren die gemaakt zijn van virgin fossiele grondstoffen te vervangen door polymeren die gemaakt zijn van recyclaat of biogrondstoffen. Bij de grondstoffenwinning en de productie komt namelijk minder CO2 uitstoot vrij. Ook wordt er minder plastic verbrand.
In het algemeen geldt dat hoe hoger de norm is, des te hoger de milieuwinst zal zijn. Ca. 2,3 Mt aan polymeren wordt in Nederland verwerkt tot plastic deel- of eindproducten. Ook is bekend dat er jaarlijks in Nederland meer dan 0,7 Mton plastic wordt verbrand in afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s). Afhankelijk van de hoogte van de norm, zal met de vervanging van fossiele door circulaire polymeren en de afname in afvalverbranding dus milieuwinst behaald worden. Hierbij wordt gestuurd op gemiddeld 0,7 Mton CO2-reductie in 2030.
De technische eis om een minimumpercentage aan recyclaat of biogebaseerde polymeren te verwerken, is geschikt om dit algemeen belang te beschermen: hiermee wordt namelijk met relatief hoge zekerheid de transitie naar een circulaire plasticketen gerealiseerd. De eis gaat ook niet verder dan nodig is om dit belang te beschermen, aangezien er geen extra prikkel is voor verdere verduurzaming nadat de gestelde norm gehaald is. De eis is ten slotte het minst beperkende middel om dit doel te bereiken, aangezien de markt met het handelssysteem zelf bepaalt waar de verduurzaming plaatsvindt en dit ook het meest kostenefficiënt gebeurt.
Eerdergenoemde technische eisen (zie punt 8) zijn noodzakelijk, non-discriminatoir en proportioneel: noodzakelijk vanwege de grote druk van fossiele plastics op klimaat, milieu en grondstoffenschaarste, en vanwege de zekerheid waar de recyclesector om vraagt op de midellange termijn; non-discriminatoir, omdat iedere verwerker in Nederland wordt meegenomen en aan iedere verwerker dezelfde eisen worden gesteld, maar verwerkers in de EU hiermee geen handelsbelemmeringen krijgen opgelegd aangezien import en export niet worden genormeerd; en proportioneel, aangezien we met de norm weliswaar voorlopen op producteisen voor recyclaat vanuit de EU (hieronder meer hierover), maar hier met de percentages niet ver vandaan zullen zitten, en aangezien bedrijven ook gebruik kunnen maken van het handelssysteem om aan de norm te voldoen.
Er is geen Europese wetgeving die vergelijkbaar is met de circulaireplasticnorm. Er is immers geen generieke Europese regelgeving voor het verplicht verwerken van circulaire grondstoffen (polymeren) bij het maken van plastic. Op Europees niveau zijn wel product specifieke recyclaateisen aangekondigd. Voor verpakkingen treden per 2030 recyclaateisen in werking. Europese recyclaateisen zullen de recyclaatmarkt op termijn verbeteren door het stimuleren van de vraag naar producten die gemaakt zijn van recyclaat, maar behalve voor verpakkingen is het nog niet duidelijk voor welke producten er in de toekomst recyclaateisen gaan gelden. Doordat de circulaireplasticnorm aangrijpt op de polymeerverwerker, zal de norm bijdragen aan zowel de vraag naar recyclaat als ook aan het aanbod van producten waar recyclaat in is verwerkt. Daarnaast regelt de circulaireplasticnorm niet alleen de verwerking van recyclaat, maar ook van biogebaseerde polymeren – daarvoor zijn nog geen eisen aangekondigd op Europees niveau.
De norm is, zoals reeds uitgelegd onder punt 8, ook geen directe belemmering van het vrij verkeer van goederen en diensten. De norm stelt wel extra eisen aan verwerkers van polymeren die in Nederland zijn gevestigd. Zij kunnen zich hiermee onderscheiden van verwerkers uit andere landen op basis van de extra eisen ten aanzien van duurzaamheid. Anticiperend op aangekondigde recyclaatverplichtingen in Europese productregelgeving, kan de norm dus ook tot effect hebben dat Europese afnemers sneller kiezen voor de Nederlandse verwerkers.
In Nederland zal de vraag naar fossiele polymeren in relatieve zin immers afnemen als gevolg van de norm. Tegelijk zal de vraag naar circulaire polymeren in Nederland juist toenemen. Dit kan leiden tot een concurrentievoordeel voor bepaalde bedrijven in Nederland. Verwerkers met de kleinste kostprijsstijging bij het omschakelen van fossiele naar circulaire polymeren zullen namelijk kunnen verdienen aan het handelssysteem, doordat CPE’s voor hen het goedkoopst zijn en deze dus voor meer geld kunnen verkopen.
Ook is het mogelijk dat de afnemers van plastic deel- of eindproducten minder vraag hebben naar deel- of eindproducten uit Nederland omdat ze deze producten ook kunnen importeren uit landen waar geen regelgeving geldt voor de verwerking van een minimumaandeel recyclaat. Met een verwachte gemiddelde kostprijsstijging 2-13% voor Nederlandse verwerkers zullen de deel- of eindproducten die zij produceren immers ook duurder worden. De kans dat afnemers in Nederland kunnen uitwijken naar deel- en eindproducten uit andere EU-landen wordt wel steeds kleiner, omdat de verwachting is dat de komende jaren meer Europese duurzaamheidseisen op productniveau worden geïntroduceerd. Daardoor is de verwachting dat ook in Nederland de vraag naar deel- of eindproducten met een hoger aandeel circulaire polymeren stijgt.
Indien bovengenoemde indirecte belemmeringen van vrij verkeer zouden optreden, kunnen deze worden gerechtvaardigd door de eerdergenoemde dwingende reden van algemeen belang: de bescherming van het milieu.
10. Nummers of titels van de basisteksten: Er zijn geen basisteksten
11. Nee
12.
13. Nee
14. Nee
15. Ja
16.
TBT-aspect: Nee
SPS-aspect: Nee
**********
Europese Commissie
Contactpunt Richtlijn (EU) 2015/1535
email: grow-dir2015-1535-central@ec.europa.eu